Jaap
‘Hoi!’
Ik draai me om en zie een jongetje met een hond. Hij heeft
tondeusehaar, chocoladepasta in zijn mondhoeken, draagt een jas met moddervegen
en te kleine laarzen. Zijn hondje is zwart en klein en het springt natte
pootafdrukken op mijn broek.
‘Het is alleen maar water hoor,’ zegt hij, ‘als het is
opgedroogd zie je er niets meer van.’ ‘Ja joh,’ zeg ik, ‘geen probleem. Koud
he?’ Hij heeft blossen op zijn wangen en er hangt een druppel aan zijn neus.
‘Ja,’ zegt hij. ‘Ik had helemaal geen zin om naar buiten te gaan maar ik zat al
de hele dag achter de computer en toen hadden we geluncht en toen zei mama dat
ik met de hond moest gaan wandelen en dat wou ik eerst niet maar nu ik buiten
ben is het best wel lekker even een frisse neus en het is ook goed voor de hond, zegt papa altijd, dat hij lang wordt uitgelaten want dan is hij niet zo druk als
wij met z’n allen thuis zijn…’ Buiten adem haalt hij zijn neus op en hij
huppelt naast me over het pad. ‘Ik heet Jaap en mijn hond heet Puck.’
Iets verderop staat een vrouw in een slobberige broek. Ze heeft een hondje bij zich en haar zoontje, dat een Ajax-sjaal omheeft, sjort aan een fiets met zijwieltjes. ‘Pas op,’ roept ze tegen mij, als mijn vriendje de lijn van zijn hondje laat vieren. ‘Laat jullie hond niet te dichtbij komen want deze kan soms gemeen bijten.’ Voordat ik kan uitleggen dat de hond en het jongetje allebei niet bij mij horen, springen de honden al op elkaar af, die van haar blaffend en happend. Beide kinderen staan stokstijf van de schrik en ik trek zo wild aan de lijn die achter de jongen van de fiets langs kronkelt, dat het arme kind languit in de berm valt. Puck denkt dat hij wil spelen en springt bovenop hem.
‘Mam-ma,’ roept hij en hij begint te huilen. Zijn moeder
kijkt mij aan met een berustende blik in haar mooie, bruine ogen en trekt hem
tegen zich aan. Hij huilt nog harder: ‘Mijn fie-hiets!’ Die staat nog midden op
het pad, maar de weg erheen is versperd door een enthousiast blaffende en
kwispelende Puck. Ik duw de fiets naar hen toe, buiten bereik van die andere
hond, en maak ook maar geen opmerking meer over die sjaal.
‘Wel gek,’ zegt Jaap, terwijl hij naast mij verder huppelt.
‘Dat je bang bent voor honden als je zelf een hond hebt. Mijn broertje
is ook bang voor honden. Nou ja, alleen voor grote honden.’ In stilte
overdenken we dit. Dan jubelt hij: ‘Zó! Zie je hoeveel Puck plast! Het is maar
goed dat ik met hem naar buiten ben gegaan, zeg. Ik ga hier naar binnen want
hier woon ik. Doei!’
Er is een kans dat het goedkomt met de mensheid.
Reacties
Een reactie posten