Nekjes

 Mijn middelste zoon heeft zweetvoeten. Dat was vertederend toen hij drie was op vakantie en we zijn sandaaltjes ’s nachts buiten de tent moesten zetten en ook nog wel toen ik zijn kousen uit zijn voetbaltas trok in de tijd van de F’jes. Stinkende scheenbeschermers en natte voetbaltenues van hem en zijn broers – als die luchtjes in een potje zouden zitten, zou ik bij het openschroeven van het deksel terug gekatapulteerd worden naar hun kindertijd. Naar hoe hun nekjes roken na een dag buiten spelen in de zon (en hoe zo’n dag als grauwig schuim achterbleef in bad als zij zacht en fris in bed lagen).  


Hun kamers van nu hebben een gemeenschappelijke topnoot van onder het bed geschoven gedragen shirts. Je ruikt ook wel de frisgewassen kleren die nog liggen waar ik ze heb neergelegd, duidelijk in het zicht. Er zit een hint in van deodorant en gel, ik ruik chips en beddengoed dat ze hoogstens eens per drie weken willen verschonen: “Nee mam, dat ruikt juist lekker naar mezelf. Zo slaap ik het liefst.” Wanneer ik iets langer rondsnuffel komt naar boven hoe hun leven er nu uitziet, als de hartnoot in een parfum. Bij de een is de geur van de snackbar waar hij werkt overheersend, bij de ander onderscheid ik lagen van verschraald sportschoolzweet en bij de derde ruik ik dat hij weer is gaan roken.  


Wonderlijk genoeg vind ik alles van hen nog steeds op een bepaalde manier lekker ruiken – of nou ja, bijna alles, ook nu ze al lang geen sandaaltjes meer dragen, met zijn drieën in bad gaan of met mij samen in een tent slapen. Van een vriendin die haar zoon heeft verloren weet ik hoe wanhopig zij probeerde zijn geur te bewaren en hoe vreselijk het was toen dat niet lukte en zij die onherroepelijk begon te vergeten. Al die luchtjes door elkaar vormen een woordeloze identiteit die je geliefden instinctief, dierlijk bijna, herkennen. 


Aan hun nekken heb ik al heel lang niet meer geroken. Als ze me al eens omhelzen, in plaats van het gebruikelijke kietelen, laten schrikken of optillen, lukt het me nog wel eens om stiekem mijn neus in hun nek te drukken en dan ruik ik, onder de dure luchtjes die ze tegenwoordig dragen - o wat heerlijk - die kleine jongetjes weer.  


‘Wat dóe je,’ zegt er een, als ik hem net iets langer vasthoud dan wenselijk voor hem is. Ik beken. ‘Gétver,’ zegt zijn broer. ‘Wacht maar,’ zeg ik. 

Reacties

  1. Hahaha, zo herkenbaar dit ! Zo groot al die jongens, maar voor jou als mama eeuwig klein....
    Vooral het ruiken in de nek met de reactie, wat doe je,getver ...
    🙂👍♥️

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Prachtig geschreven, Hanneke! Nu onze dochter nog zo klein is, sta ik er na t lezen van je blog, er nog meer bij stil en maak ik t dus nog bewuster mee! Dat weet ik zeker, dank daarvoor.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Reacties
    1. Dankjewel, Nova. Fijn om zo'n mooi compliment van jou te krijgen.

      Verwijderen
  4. Wat mooi onder woorden gebracht, Hanneke. Je schrijft heel beeldend en roept onmiddellijk herinneringen op aan hoe het was toen de kinderen klein waren. Soms denk ik wel eens dat ik toen te weinig genoten heb.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Lever

survival

Jongens