Van melk en honing
Als ook het tweede restaurant langs de Waaldijk gesloten
blijkt, bereikt mijn humeur het omslagpunt. De eerste tegenvaller kon ik wel
hebben. We waren druk aan het praten, de zon scheen, we hadden genoeg eten en
drinken bij ons en de dag was nieuw. Opeens is het allemaal niet leuk meer. We
lopen nu al een hele poos en ik wil koffie. Met iets lekkers. En een toilet. We
delen het laatste bodempje water uit de dopper maar ik heb nog steeds dorst. Ik
heb kramp in mijn linkerkuit en mijn maag knort. Ik hou me goed hoor, zo
makkelijk laat ik me niet kennen, maar ik vind het nu al een vervelende dag.
Daar zullen de dakloze vluchtelingen op Lesbos begrip voor
hebben. Zij overnachten al bijna een week op het asfalt of onder de vangrail. Ze
hebben al vier dagen niets te eten gehad. Er gaan zelfs verhalen dat ze de zee
op worden gestuurd in opblaasbootjes. Terug naar waar ze vandaan komen. Vanuit
de heuvels waait ’s nachts een krachtige, ijskoude wind. Ik denk dat het komt
door Zaltbommel, aan de overkant van de Waal, waar de SGP de grootste partij is,
dat ik denk aan Psalm 121: “Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal
mijn hulp komen?” In ieder geval niet van ChristenUnie-Kamerlid Joël
Voordewind. Hij had graag meer mensen willen redden dan de honderd die we toch
al zouden opnemen: “Denkt u dat dat onze inzet niet was? Maar in een politieke
coalitie moet je geven en nemen.” Als goed christen kent hij ongetwijfeld het
citaat uit de Talmoed dat wie een mens redt, de hele mensheid redt. Met deze honderd
loopt hij lekker voor op schema, terwijl hij ook nog eens de coalitie redt.
Dit land van vasthouden aan coalities, procedures en regels.
Van geen uitzonderingen maken en van angst voor precedentwerking. Van opgeheven
vingertjes en scheve ogen. Van wegkijken en rechtredeneren wat krom is. Van smoesjes,
drogredenen en formaliteiten. Van humeurige vrouwen van middelbare leeftijd die
hun zin niet krijgen. Dit bekrompen, verwende land.
Dit land, waar rijpe appels liggen te rotten in boomgaarden langs de Waal. Waar voorbijgangers met bezems, harken en stokken de walnoten uit de bomen aan het pad langs mijn huis komen slaan. Waar we het water waarmee we onze toiletten doorspoelen kunnen drinken. Waar je voor een habbekrats schuimige, verse boerenmelk kunt tappen uit een automaat langs de provinciale weg en waar je honing gratis kunt afhalen bij een imker die niet weet wat hij er anders mee aan moet. Dit rijke land.
Wat zouden we groots
zijn als we in plaats van die honderd die toch al ingepland waren, één
vluchteling extra toelieten in ons aardse paradijs.
Reacties
Een reactie posten