Gedicht
In het kader van gedichtendag en ook omdat het moet van de jaarplanning stond vandaag poëzie op het programma. Ik had mijn klassen indringend toegesproken toen ik vorige week het huiswerk opgaf: ze moesten een gedicht uitkiezen dat ze mooi vinden. In groepen zouden ze dat aan elkaar voorlezen, uitleggen waarom juist dat gedicht en de andere groepsleden zouden dan iets uit elkaars gedichten opschrijven wat ze raakt: een mooie zin of misschien alleen maar de reden waarom het de ander ontroert of gelukkig maakt. Ik zag sommigen al dramatisch met hun ogen rollen maar ze hadden vandaag alle 76 een gedicht uitgezocht. Hoezo ongemotiveerde snapchatjeugd?
Er zat van alles bij: De Dapperstraat van J.C. Bloem
natuurlijk, maar ook Tijdelijk van Tim Hofman: Gelukkig stierf hij / op
de laatste dag / van zijn leven. / Elk ietsje eerder / was zonde geweest, / al
was het maar / heel even. Een meisje had me eerder deze week al gevraagd of ze
ook de gedichten van haar terminaal zieke oma mocht voorlezen en weer anderen durfden
het aan om een zelfgeschreven liefdesgedicht voor te lezen. Een meisje had zelfs
een ‘reversed poem’ gemaakt. Veel gedichten gingen over de avondklok en corona
en er was er een bij over de angst voor roltrappen.
Een ander meisje was bij het nabespreken van de opdracht niet aan de beurt gekomen maar stuurt me na afloop van de les haar favoriete gedicht in de chat. Het is kort en het gaat over naar buiten kijken, afdwalende gedachten en het gemis van een dierbare. Ze schrijft erbij dat haar neef in december is neergeschoten in een gewapend conflict – zij is het kind van vluchtelingen. Ik herinner me dat ze een neef had die ze weinig sprak omdat hij nog woonde in het land van haar ouders maar met wie ze vertrouwelijke gesprekken kon voeren over kwesties die haar ouders niet begrijpen. ‘Toch niet je lievelingsneef?’ typ ik. ‘Jawel’, antwoordt ze, ‘ik dacht al dat u nog wel zou weten over wie ik het heb.’ (Ik slaak een kleine zucht van opluchting; goddank herinner ik me wat zij, een van mijn 183 leerlingen – ik heb ze geteld – me heeft verteld).
Dan vertelt ze verder: hij was zonder enige vorm van
training of voorbereiding naar het front gestuurd, 28 jaar jong. Daar was hij
vrijwel meteen gesneuveld in een een-op-eengevecht. Zijn tegenstander had met
de telefoon van de dode diens broer gebeld omdat die de eerste in de
gespreksgeschiedenis was. Die broer! Je hart breekt als je eraan denkt hoe dat
telefoontje voor hem moet zijn geweest. Via andere soldaten kreeg hij bevestigd
dat het geen macabere grap was maar dat zijn broertje echt was gesneuveld.
De ouders van mijn leerlinge, oom en tante van deze mannen,
hoorden dit nieuws pas later en zij hebben het stilgehouden tot na Kerst en
haar verjaardag. Zij weet het pas sinds kort en het valt haar zwaar. Niet dat
ik verder iets hoef te doen hoor, het is al goed om het te kunnen delen en ze
wil toch even zeggen hoe fijn het is dat er een gedicht bestaat dat uitdrukt
wat zij voelt.
Kerst schrijf je trouwens met kleine letter.
BeantwoordenVerwijderen